Blog Layout

29 mei 2022

“De Ongelooflijke Podcast” van de EO over abortus: in Nederland goed geregeld

Het was de eerste keer dat David Boogerd het thema abortus behandelde tijdens zijn podcast van afgelopen week. Vaste tafelgast en theoloog Stefan Paas schoof aan met de feministische theologe Heleen Zorgdrager. Zelden werd hun onderhoudende gesprek een discussie. Ze waren het vooral eens dat de Nederlandse abortuswet goed in elkaar zit. Omdat een prolife spreker ontbrak, kon de luisteraar weinig opsteken over verschillende zienswijzen binnen het abortusdebat. Soms voelde het gesprek zelfs wat unheimisch aan: een EO-tafel met louter christenen, zonder duidelijke bewogenheid voor het ongeboren leven.


Presentator Boogerd hield moedig vast aan het feit dat de abortusdiscussie valt of staat met de vraag wat het ongeboren leven is. Maar voor Zorgdrager bleek het prille levensbegin een complexer concept waar ze niet altijd eenduidig over spreekt. Zo zou het ongeborene geen non-persoon zijn maar ook geen persoon: ‘Het zit er tussenin en ontwikkelt zich steeds meer’. Een persoon wordt je pas wanneer je ‘zelf ademt en los bent gekomen van het moederlichaam’, aldus Zorgdrager. Kort daarop moest ze toegeven dat er geen persoon hoeft te zijn om te kunnen spreken van waarde van leven.


Ze kwam tot deze herformulering na Boogerds opmerking dat je met haar definitie van een persoon ook kunt pleiten voor legale abortus tot de geboorte. Concreet werd ze pas met de stelling dat abortus moreel gerechtvaardigd is tot het moment van levensvatbaarheid. ‘Daarna kan het ook nog mits er sprake is van een medische noodzaak’, voegde ze toe. Het probleem met dat laatste criterium is de brede definitie die dikwijls wordt gehanteerd, vooral wanneer de mentale gezondheid van de vrouw hieronder wordt gerekend.


Goede balans


Als het om de Nederlandse wet gaat is Paas het met Zorgdrager eens: ‘De abortuswet is goed in evenwicht. De botsing tussen de keuzevrijheid van de vrouw en de beschermwaardigheid van het leven zijn tot uitdrukking gekomen in een termijn. Als het enige principe de keuzevrijheid is, wordt het lastig uitleggen waarom abortus niet tot de geboorte kan – of zelfs daarna. Juist deze botsing van twee principes heeft geleid tot het huidige compromis.’


Meer mensen hebben de overtuiging dat onze abortuswet een evenwichtig compromis zou zijn. Alsof het kamp van de vrouwenrechten flink water bij de wijn deed en het ongewenste kind allesbehalve kansloos is. De realiteit is toch echt anders. Ongeboren menselijk leven is bij wet overgeleverd aan de gevoelens van de moeder, die ruim de tijd krijgt om te beslissen dat het prille leven in haar mag worden beëindigd. Het enige wetsartikel dat een drempel voor abortus opwerpt (de verplichte bedenktijd) is eerder dit jaar op de vloer van de Tweede Kamer gesneuveld. De balans die Paas benoemt, kan alleen worden gezien als de levensvatbaarheidsgrens met een roze bril wordt bekeken. Want ook Stefan Paas zal uiteindelijk niet geloven dat deze termijn veel abortussen tegenhoudt.


Rooskleurige gedachtevlinders fladderden wel vaker over tafel. Zo knikten de tafelgasten elkaar bijna opgelucht toe dat wij Nederlanders principieel afwijzend staan tegenover abortus op basis van geslacht. Aangezien de wet dit nergens verbiedt, doelde men vast op een cultureel fenomeen dat ons, op dit moment, onderscheidt van landen als India. Maar ik miste hier de realiteitszin. Een meisje dat een zoontje moest zijn, mag wel degelijk worden geaborteerd. En zo geschiedt het dan ook soms in de Nederlandse praktijk, niet in de laatste plaats omdat sommige van onze landgenoten de Indiase – of een andere – cultuur meedragen. Tot slot zou ik de theologen willen vragen waarom abortus op basis van geslacht verworpen dient te worden, als abortus slechts immoreel wordt na het moment van levensvatbaarheid. Is dit niet een tamelijk irrationele afwijzing, mogelijk gevoed door onze geëmancipeerde cultuur? Een meisje aborteren omdat het moederschap te vroeg komt, is immers geen moreel probleem volgens beide theologen.


Mee naar de kliniek


Zorgdrager vertelde openhartig hoe ze jaren geleden als predikant hulp bood aan een vrouw in haar gemeente door mee te gaan naar de abortuskliniek. Dat beiden met niemand van de kerk konden spreken, vindt ze nog steeds heel erg. ‘Vanwege haar omstandigheden kon deze vrouw niet anders dan besluiten tot een abortus en ik ervoer de pastorale verantwoordelijkheid om mee te gaan naar de abortuskliniek.’


Over de prolifebeweging is Zorgdrager overwegend negatief: ‘Ik zie daarin ook een beweging die de rechten van vrouwen wil terugdringen. Men wil een natuurlijke orde herstellen waarin het patriarchaat een duidelijke plek inneemt.’ Bijzonder, die stellige overtuiging van iets dat nooit wordt gezegd door een prolife-organisatie zelf. Het laat zien hoeveel wantrouwen er binnen het feminisme leeft ten opzichte van prolife-initiatieven. Na zo’n verwijt vraag ik weleens waar een dergelijke motivatie bij prolife vandaan moet komen. Dan blijft het eigenlijk altijd stil en ook Zorgdrager onderbouwde haar polariserende stelling niet. Een kwalijke zaak, gelet op de zwaarte van de beschuldiging.


Ik snap best dat een voorstander van abortusrechten vindt dat prolifedoelen beperkend zijn voor de rechten van vrouwen, maar zo werd het niet gezegd. Er zou sprake zijn van een heimelijk motief om de vrouw – over de rug van het moederschap en het ongeboren kind – terug te werpen naar een tijd waarin ze werd achtergesteld. Je zou hopen dat iemand die deze mening koestert de vraag eens voorlegt aan een professionele prolifer. Het tragische is dat ik er op mijn beurt niet meer zeker van ben dat ze het antwoord zou geloven.


‘Vertrouw vrouwen!’


Dit dieptepunt van wantrouwen ketste in één moeite door in een hardvochtige oproep: ‘Vertrouw vrouwen!’ De prolifebeweging, die grotendeels uit vrouwen bestaat, zou het vertrouwen zelf niet waard zijn, maar moet er wel op varen dat vrouwen zelf prima weten of hun abortus moreel is. Zo blijkt maar weer dat een misplaatst gevoel van morele superioriteit niet alleen onder prolifers voorkomt. Gelukkig zat David Boogerd er nog, die opmerkte dat we normaliter nooit op die manier kijken naar morele kwesties: ‘Mensen moeten ook tegen elkaar beschermd worden. Je kunt als wetgever niet uitgaan van het vertrouwen.’


Ik zou het nog scherper hebben gesteld: waarom zou je vrouwen (of mannen) moeten vertrouwen om het juiste te doen, als je ervan overtuigd bent dat abortus in de basis niet moreel is? Mag het oordeel over een kwestie nog worden gekoesterd buiten de mensen die de kwestie beleven? Mag ik vinden dat een brandweerman heldendaden verricht en een vandaal iets verkeerds doet?


De eloquente Zorgdrager bood een prachtig – maar o zo problematisch – handvat om haar oproep tot vertrouwen beter te begrijpen: ‘De zwangere vrouw heeft een intrinsieke relatie met de foetus. Zonder haar kan deze niet overleven. Vanuit die relationaliteit wil ik denken. We moeten het dichtbij de ervaringen van vrouwen houden. Want zij kunnen ook over hun abortus vertellen als een verlies, terwijl ze toch geen spijt hebben van die keuze. Misschien was het niet de tijd om moeder te worden of ging de zorg voor anderen voor. Binnen die complexiteit maken ze een morele afweging. Een moederlijke afweging zelfs.’


Hiermee wordt mijns inziens toegegeven dat het ongeboren kind leeft en dat deze volledig afhankelijk is van de moeder. Juist van die relatie zegt de feministe dat de sterke de zwakke mag laten doden, simpelweg omdat zij die macht heeft. Zorgdrager vindt het ongeboren wezen rechteloos. Tegelijkertijd zou er sprake zijn van een keuze waarin het belang van een te aborteren kind zwaar wordt meegewogen, door een moeder die waakt over het leven dat in haar groeit. Hoe is zoiets mogelijk als je datzelfde kind geen rechten toekent? Als je een wezen niets kunt afnemen, wat kun je het dan geven? Toch neigt haar visie naar abortus provocatus als een moederlijk offer, deels ten bate van het kind om het een lastig leven te besparen. Bij mij rijst de vraag of het kind niet zelf moest beslissen of het wilde leven. Maar misschien is die overweging voor de theologen te kinderlijk.

door Chris Develing 28 mei 2024
Bill Maher zei tijdens zijn show dat abortus min of meer moord is, maar dat hij daar vrede mee heeft. Tijd om het best bewaarde geheim van het abortusdebat te bespreken.
door Chris Develing 8 februari 2024
Waarom zou je een kind nieuwsgierig willen maken naar het geslachtsdeel van een volwassene? FunX vindt dit blijkbaar geen probleem.
door Chris Develing 29 december 2023
Herziening van de discussie rondom NRC’s feitencheck: “Meer Europese slaven in Noord-Afrika dan Afrikaanse slaven in de VS” (uitgebreide versie) De afgelopen jaren was er veel te doen over het artikel ‘NRC checkt: ‘Meer Europese slaven in Noord-Afrika dan zwarte slaven in de VS’’. NRC concludeerde dat deze uitspraak, van de Amerikaanse geleerde Thomas Sowell, ‘waar’ is. Later werd dat gerectificeerd, na venijnig commentaar van twee Nederlandse historici. Het NRC zou volgens hen nepgeschiedenis in stand houden. Maar bij het lezen van alle betrokken stukken viel mij juist iets anders op: de historici zijn gekleurd in hun mening en plegen roofbouw op de geschiedenis. De aanleiding voor de controverse was een zorgvuldig betoog van Sowell, waarin de Afro-Amerikaanse geleerde waarschuwt voor het selectief filteren van historische feiten. Dat kan namelijk eenzijdige analyses in de hand werken, zoals het idee dat er maar één soort geïnstitutionaliseerde slavernij bestond: die door Europeanen en Amerikanen, met de Afrikaan uitsluitend als slachtoffer. Zijn uitspraak over witte slaven, die dankzij zo’n selectieve filtering door scholen en media in de vergetelheid zijn geraakt, moet dan ook worden gezien als een oproep tot meer balans in ons historisch perspectief. Misvattingen en misrepresentaties De wisselwerking tussen NRC en de historici is helaas erg slordig. Dat begon al bij de titel van het oorspronkelijke artikel. Het citaat dat NRC checkt betreft namelijk een ongelukkige vertaling van de daadwerkelijke uitspraak. Volgens de krant zou het gaan om de uitspraak "Meer Europese slaven in Noord-Afrika dan zwarte slaven in Noord-Amerika". Maar Sowell schreef in het bewuste artikel het volgende: "Just as Europeans enslaved Africans, North Africans enslaved Europeans - more Europeans than there were Africans enslaved in the United States and in the 13 colonies from which it was formed." Als eerste valt op dat NRC over "zwarte" slaven spreekt tegenover "Europese" slaven. De altijd zorgvuldige Sowell houdt de categorische balans wel in evenwicht, door te spreken van Afrikaanse en Europese slaven. Maar het gaat vooral mis bij de vertaling van het woord "enslaved". Doorgaans verwijst dit woord naar het proces van ontvoering en tot slaaf maken van een eerste generatie slaven. Na ruggespraak met een kennis, een Amerikaanse kruistochten historicus, werd dit nog eens bevestigd. En mocht dat niet voldoende overtuigen, dan hebben we nog het boek waarin Sowell ditzelfde argument op een meer eenduidige manier verwoordde: In 'Intellectuals and Race', hoofdstuk 7, schreef Sowell het volgende: "Pirates alone transported a million or more Europeans as slaves to the Barbary Coast of North Africa - at least twice as many European slaves as there were African slaves transported to the United States and to the thirteen colonies from which it was formed." Dit citaat maakt duidelijk dat het Sowell te doen was om het ontvoeren en transporteren van slaven en niet de eventuele latere groei van de slavenpopulatie. Dat is begrijpelijk als je beseft dat het al dan niet bestaan van een natuurlijke groei van de slavenpopulatie niet zomaar kan worden aangenomen als een meer positief of negatief kenmerk van het betreffende slavernijsysteem. Toch wilden de Nederlandse historici, die Sowells onderscheid wel leken te begrijpen, inzoomen op de totale aantallen. Hiermee lieten ze mogelijk blijken dat ze het betoog van Sowell niet op waarde hadden geschat. Onterechte rectificatie Voor de duidelijkheid: Sowells bewering was wel degelijk correct: Meer Europeanen werden in de periode 1500-1900 naar Noord-Afrika ontvoerd dan Afrikanen naar de toenmalige dertien koloniën van de VS. Beide slavenaantallen zeggen iets over de mate van import naar beide regio’s. Het is een legitieme stelling en zeker geen misleiding, zoals de historici lijken te stellen. Het feit dat NRC op 7 december 2017 opeens beweerde dat Sowells bewering toch onjuist is, kon dan ook alleen maar hout snijden als ze zijn uitspraak vermaakten tot een stroman: "...dat er meer Europeanen tot slaven werden gemaakt in Noord-Afrika dan dat er zwarte slaven waren in de latere Verenigde Staten". Wederom val ik over de categorische verschuiving van Afrikanen naar zwarten tegenover de Europeanen, maar ze schrijven ook ten onrechte dat Sowell over totalen sprak. Om te begrijpen waarom Sowell dat niet deed en specifiek doelde op eerste-generatieslaven binnen een specifieke tijdspanne, moet men begrijpen wat hij beoogde met zijn artikel. De enige “misleiding” van Sowells kant is de vermoedelijk bewuste selectie van twee willekeurige rassenverhoudingen en gebieden waarmee hij, al spiegelend, wijst op zijn rode draad: spelen met historische feiten kan ieder politiek doel dienen. Sowell weet natuurlijk dat beide aantallen slechts een beperkt onderdeel waren van twee systemen met een immense geografische en numerieke omvang. De relatief korte tijd waarin de trans-Atlantische slavernij miljoenen Afrikanen onderwierp, getuigt van haar groteske aard. Onder de streep ontloopt de Arabische slavenexport haar echter nauwelijks, mede omdat deze veel langer heeft geduurd. Alleen al in de negentiende eeuw werden twee miljoen zwarte Afrikanen geëxporteerd naar Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Foute herberekening Hoewel de hele discussie tussen NRC en de historici gebaseerd was op wederzijdse misverstanden met betrekking tot Thomas Sowells werk, wil ik hun verdere "openbare dialoog" toch graag bespreken, omdat de geuite moeite met Sowells uitspraak interessante denkbeelden lijkt te onthullen. Zo was er de opmerkelijke herberekening van de (totale) slavenaantallen. Zomaar werd het Amerikaanse exportcijfer vermeerderd met alle generaties die daarna in slavernij werden geboren, terwijl dit bij het Noord-Afrikaanse cijfer werd nagelaten. Alsof er in drie eeuwen niet één Europees kind in slavernij werd geboren. Natuurlijke groei van de slavenpopulatie Het duo kan best verwijzen naar het feit dat er in Noord-Afrika veel minder mensen in slavernij werden geboren. Maar zonder kanttekening over de redenen hiervoor is dat argument misleidend. Die waren namelijk niet louter positief. Denk aan de ongeëvenaarde macht die Noord-Afrikaanse slavenmeesters hadden over de seksualiteit van hun slavenpopulatie. Dit kenmerkte zich bijvoorbeeld door relatief veel castraties. De baños, waar Europese mannen, zonder enige interactie met vrouwen, als dieren werden gehouden, zorgden logischerwijs ook voor een sterk verminderde natuurlijke groei. Historicus Paul Lovejoy schreef in 2012 dat “de kenmerken van geleidelijke assimilatie en emancipatie [in de islamitische staten] overeenstemden met de macht van slavenmeesters om de mate van seksualiteit en voortplanting van een populatie naar hun hand te zetten”. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mooie vrouwen en gecastreerde mannen met name in de islamitische rijken in trek waren. De versnelde emancipatie van vrouwen – de grootste categorie slaven in Noord-Afrika – en hun nazaten was bovendien een reden voor het steeds aanvullen van de slavenpopulatie. Ook andere oorzaken, zoals de veronderstelling dat veel vrouwen niet meer konden voortplanten als gevolg van voortdurende seksuele dwangarbeid, zouden een rol hebben gespeeld in een langzamere natuurlijke groei (Lovejoy, 2012). Vrouwen werden naast hun werk in de bediening ook vaak gebruikt als bijvrouw. Daarbij hadden de islamitische eigenaren bij wet recht op seksueel genot van hun slavinnen (Lewis, 1990). Ze konden slechts op een verhoogde status hopen als zij een kind kregen van hun meester, mits deze het erkende. Zulke kinderen werden vaak meteen geadopteerd en dus niet in slavernij geboren. Ook kon de moeder, na de dood van haar meester, rekenen op vrijheid. Het is echter waanzin om dit te laten gelden als positieve oorzaak van een langzaam groeiende slavenpopulatie. Slavendrijvers verdienen immers geen pluspunten voor de verhoogde status van slavinnen die zoiets moesten ondergaan. Die geven we ook niet aan Amerikaanse meesters, die dikwijls een Oom Tom met privileges tolereerden. En wanneer zij kinderen verwekten bij hun Afrikaanse slavinnen wordt bovendien moeiteloos uitgegaan van directe of indirecte seksuele dwang. Waarom zou dit anders zijn voor de Arabische meesters in Noord-Afrika? Dit soort nuanceringen lijkt aan de historici voorbij te gaan. In een ander artikel noemen ze Sowells uitspraak zelfs fake news en “historische onzin op het internet”. Je moet het maar durven opschrijven over een bejaarde geleerde die meer boeken schreef dan een gemiddelde vierdejaars student geschiedenis leest. Als je daarbij bedenkt dat Sowell als socioloog meerdere historische thema’s behandelde, kun je haast niet anders dan je afvragen hoe onpartijdig het duo is. Dat blijkt ook uit het feit dat ze Sowell nergens socioloog noemen, maar “conservatieve econoom” of kortweg “schrijver”. Zo framen ze zelfs Sowells recht van spreken als academicus, vermoedelijk om hun inhoudelijk tegenvallende respons beter te laten landen. De mythe van een betere behandeling De Nederlanders hadden ook een generaliserend antwoord op Sowells legitieme standpunt dat galeislaven in Noord-Afrika het slechter hadden dan plantageslaven in de VS. Want volgens de historici was slavernij in de VS als geheel juist “van een duidelijk ander karakter”. Dit beschouw ik als codetaal voor: “het viel allemaal wel mee met die Noord-Afrikaanse slavernij”. Daarmee doen ze zelf iets waar ze Sowell van beschuldigen: moreel onderscheid maken tussen twee volken en hun slavernijsystemen. Wanneer we echter spreken van vele miljoenen slaven en gruwelpraktijken aan beide zijden, oogt iedere wedijver om de titel van meest of minst erge slavendrijver pervers. Sowell vergeleek specifieke slavencategorieën omwille van een meer gewogen oordeel over de hele linie, in reactie op de scheve verhouding die hij meent te zien in het publieke domein. Of dezelfde motivatie leeft onder de historici is voor mij nog dubieus. De verlichte woorden van wijlen historicus Bernard Lewis bieden een fraai contrast: “Het is niet mijn doel om een morele competitie op touw te zetten…maar om de claims van exclusieve deugd en exclusieve ondeugd te weerleggen en te wijzen op een gemeenschappelijk falen in onze gemeenschappelijke menselijkheid.” Bernard Lewis noemde het een variant van the white man’s burden, om de Arabische slavernij niet te zien voor wat het was: de ontvoering van rond de 10 miljoen slaven in 1000 jaar, zijnde voornamelijk vrouwen en kinderen, waarbij mannen relatief vaak werden gecastreerd (Gordon, 1989; Austin, 1979; Lovejoy, 2012). Het is even arrogant als onjuist om vast te houden aan het idee dat de witte mens, ditmaal door middel van zelfopgelegde schuld, verantwoordelijk is voor het lot van andere volken, aldus Lewis. De inmiddels achterhaalde mythe, dat het slavenleven in Amerika altijd slechter was dan in Afrika, is mede ontstaan door kromme vergelijkingen van geschiedschrijvers in de negentiende eeuw. Zij kwamen dikwijls terug uit Afrika en het Midden-Oosten met het idee dat er geen plantageslavernij bestond in de Arabische gebieden. Zij zagen alleen huiselijke slavernij, waarbij slaven meestal een beter leven leidden. Buiten hun gezichtsveld, voorbij de grote steden waarin ze verbleven, bestond echter wel degelijk economische slavernij. Lewis beschreef ook dit sprookje over een meer humane Arabische slavernij treffend als “een Europese uitvinding die een Europees doel dient”. Wanneer deze nu nog opduikt, moet er haast sprake zijn van selectieve filtering ten bate van een politiek doel. Dat is precies waar Sowell voor waarschuwde. Gevolgen voor vandaag De historici hadden veel te vertellen over de gevolgen die nazaten van slaven nu ervaren in de westerse landen waar ze als minderheid leven. Die impact is reëel en mag zeker niet worden afgezwakt. Maar ook hier mis ik een oprechte hunkering naar balans. Die is bijvoorbeeld te vinden in de impact die het slavernijverleden op de noordelijke helft van Afrika heeft, door nog steeds te bestaan. In Mauritanië worden jaarlijks vele sub-Sahara slaven geboren en ook Libië maakt momenteel (2018) haar zoveelste opleving van slavernij door. Dan is het legitiem om te vragen waarom slavernij in Noord-Afrika zo lang kon doorgaan. Wellicht is een voornamelijk religieuze scheiding tussen slaaf en vrij mens moeilijker af te leren dan een racistische. Deze scheiding is immers niet uit de lucht gegrepen, maar betreft een imitatie van de profeet en stichter van de islam, die zelf vele slaven had. Misschien kwamen racistische en religieuze slavernij geregeld samen in de islamitische staten, zoals uit allerlei historische documenten blijkt, waardoor zwarte Afrikanen in het huidige Tunesië en Marokko nog steeds kampen met een niveau van racisme dat in het huidige Amerika ondenkbaar is. Het moet dan ook gezegd worden dat racisme wel degelijk deel heeft uitgemaakt van de Arabische slavernij. Dat blijkt uit het feit dat sommige zwarte volkeren in Afrika, ondanks hun door de Sharia'a beschermde status als moslim, tot slaaf zijn gemaakt door Arabische overheden. Dit leidde bijvoorbeeld tot verzet van de beroemde zwarte moslimgeleerde Ahmad Baba uit Timboektoe, die herhaaldelijk schreef dat alleen niet-moslimvolkeren tot slaaf mochten worden gemaakt en dat sommige Islamitische overheden uit zijn tijd zich derhalve vergisten wanneer zij zwarte moslims alsnog minder rechten gaven dan geloofsgenoten met een lichtere huidskleur. Referenties naar dit soort ongemakkelijke feiten moeten niet worden gezien als jij-bak maar als een oproep tot minder selectieve filtering van historische en actuele feiten. Over het feit dat het Westen aan de wieg lag van de afschaffing van slavernij in veel islamitische landen, zul je de historici ook niet horen. Maar het is een cruciaal feit, omdat moslimlanden volgens veel geleerden (Lewis, Lovejoy, Gordon, Clarence-Smith, N'Diaye e.a.) niet stonden te springen om hun slaven vrij te laten. Een afschaffingsbeweging, zoals die van christenen in het Groot-Brittannië, was nagenoeg niet-bestaand. De emancipatie werd bereikt met keiharde westerse diplomatie. Dan is het niet vreemd dat er nog steeds maar weinig islamitische historici zijn die het aandurven om dit onderwerp aan te snijden. Bernard Lewis schreef dat het aantal studies naar de slavernij in het Midden-Oosten op één velletje passen, terwijl er duizenden boeken te vinden zijn over de Griekse, Romeinse en trans-Atlantische slavernijen. Toch moet het Westen zich, volgens sommigen, nog altijd meer schamen dan andere culturen. Het is echter de vraag welke regio de meeste achterstand heeft op het gebied van het erkennen en herstellen van de problematische geschiedenis en welke daarin het meest vooruitstrevend is geweest. Morele weegschaal Het heeft er alle schijn van dat enige fixatie op een moreel onderscheid slechts leeft bij de Nederlanders en niet bij Thomas Sowell. Bij het vinden van een passend antwoord op hun onderscheid – dat gevaarlijke gevoelens van superioriteit kan oproepen – is het de vraag wat nu wijsheid is. Is het verwerpelijker dat veel mensen in slavernij werden geboren, of dat deze er juist niet kwamen vanwege gedwongen adoptie na verkrachting en belemmeringen in de voortplanting? Hetzelfde kan gevraagd worden wanneer we castratie, seksslavernij en geïsoleerde slavenkampen plaatsen tegenover de martelpraktijken van de Amerikaanse slavenmeesters. Wat mij betreft is de “wijsheid” dat een moreel onderscheid beter achterwege kan worden gelaten. Sowell riep op tot een dergelijke balans, omdat deze in het Westen lijkt te ontbreken. Dat deed hij met een prikkelende stelling, waarop de historici vermoedelijk het eigen morele onderscheid projecteerden. Het gevolg was een denkbeeldige strijd, die slechts bijdroeg aan het blootleggen van hun eigen ideeën over ras en identiteit. Literatuur Lewis, Bernard; ‘Race and Slavery in the Middle East’, Oxford University Press (1990) Lovejoy, Paul, E.; ‘Transformations in Slavery, a History of Slavery in Africa’, derde editie (2012), Cambridge University Press Gordon, Murray; ‘Slavery in the Arab World’; New Amsterdam Books (1989) Davis, Robert C.; ‘Christian Slaves, Muslim Masters: white slavery in the Mediterranean, the Barbary Coast and Italy, 1500-1800’; Palgrave Macmillan (2003) Clarence-Smith, W.G.; ‘Islam and the Abolition of Slavery’; Hurst & Co. (2006) N'Diaye, Tidiane; ‘Der verschleierte Völkermord’; Rowohlt Verlag (2010) Sowell, Thomas; 'Intellectuals and Race' (2013) Primaire islambronnen: Sahih Bukhari, Sahih Muslim, Sunan an-Nasa’i
door Chris Develing 6 december 2023
Veel moslims bekritiseren Israël voor het rigoureus bombarderen van terroristische doelwitten, klinkt vreemd als je weet hoe er in de Islam naar het oorlogsrecht wordt gekeken.
door Chris Develing 7 september 2023
Muslims have been accused of bribing people to join Islam or to stop criticism on the religion. Is there a theological basis for such claims? Find out in this article.
door Chris Develing 23 augustus 2023
Ben je verplicht een ander mens in leven te houden? Volgens velen wel, als ze zich buigen over het recente bergklimschandaal op de K2. Maar geldt dat ook voor andere morele dilemma's, zoals abortus?
MEER ARTIKELEN
Share by: