NOS-hoofdredacteur vindt label 'prolife' hypocriet: terecht?
Is de NOS zich bewust van haar bias?

Veel mensen verdenken de NOS van gekleurde berichtgeving ten faveure van links gedachtengoed. Het Reformatorisch Dagblad vroeg de hoofdredacteur van de publieke nieuwsomroep, Marcel Gelauff, te reageren op de aantijgingen, met de berichtgeving rond het abortusdebat als één van de onderwerpen.
Marcel Gelauff zegt zich helemaal niet te herkennen in de kritiek, die onlangs nieuwe aandacht kreeg dankzij een betoog van de christelijke zanger, tekstschrijver en muzikant Christian Verwoerd. “De NOS verspreidt geen eigen meningen. Op grond van relevante nieuwsbronnen brengen wij nieuws, achtergrond en duiding. Overigens vind ik het een duidelijk geval van framing als iemand zich een aanhanger van de ‘prolifebeweging’ noemt. Die term verhult dat iemand tegen abortus is.”
Ik weet niet of de heer Gelauff deze vier zinnen achter elkaar uitsprak, maar de tegenstrijdigheid komt in het artikel duidelijk naar voren. Sterker nog, hij herhaalt hiermee een veelgehoorde pro-choice mening die overwaaide uit Amerika. Het zou kunnen dat dit zijn persoonlijke visie betreft, maar opvallend genoeg komt deze sterk terug in de berichtgeving van de NOS. Meestal schrijft men daar over ‘anti-abortusdemonstranten’ en ‘de anti-abortusbeweging’. De term ‘pro-life’ komt zelden voor.
Stijlboek
In het stijlboek van het toonaangevende Amerikaanse persbureau Associated Press staat dat de term ‘pro-life’ zoveel mogelijk moet worden vervangen door ‘anti-abortus’. Ook de termen termen ‘pro-choice’ en ‘pro-abortus’ krijgen overigens een vervangend woord toegewezen. Aangezien de heer Gelauff deze balans in het interview met RD niet aanhaalt, lijkt het een onwaarschijnlijke verklaring voor de teneur in NOS-verslagen. In het stijlboek van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) wordt geen alternatief voor pro-life of pro-choice voorgesteld.
Wat kan de motivatie zijn voor zo’n redactionele keuze? Moeten leden van een beweging niet gewoon worden genoemd naar hun zelfgekozen label? Historicus Daniel K. Williams schreef in 2016 wat hij vindt van de afweging om naar eigen inzicht labels te veranderen. In zijn boek ‘Defenders of the Unborn’ schrijft hij dat voorstanders van abortusrechten met regelmaat verwijzen naar de hypocrisie van het label ‘pro-life’ als de persoon tevens een voorstander is van de doodstraf, wapenrechten of oorlog. Het label ‘anti-abortus’ zou bovendien veel accurater zijn. Toch wijst hij dit advies van de hand. “Indien we een studie naar de pro-lifebeweging als historici willen benaderen – en niet als voorvechter van een bepaalde politieke mening – is het beter om onze vooronderstellingen te laten varen en om de zelfgekozen termen van deze beweging te leren begrijpen alvorens deze te voorzien van een oordeel.”
Hoewel Williams vriendelijk blijft, door te zeggen dat deze afwegingen voor hem als historicus van belang zijn, bevat zijn betoog een voelbaar oordeel over de houding van veel moderne journalisten. Het is immers ook een journalistieke plicht om zo min mogelijk vooronderstellingen toe te laten in de eigen berichtgeving. Welke reden kan een journalist aandragen om wel van de oorspronkelijke termen af te wijken, behalve de door Williams aangehaalde vooringenomenheid vanuit een bepaalde politieke mening? Het label ‘pro-choice’ wordt door Associated Press weliswaar ook vervangen, maar wel door de positieve term ‘voorstander van abortusrechten’. Waarom wordt pro-life niet vervangen door ‘voorstander van het ongeboren levensrecht’, of iets dergelijks? Het valt op dat pro-choice, in tegenstelling tot pro-life, nergens in de richtlijn wordt belast met het anti-stigma. Om de website dictionary.com te citeren, is dat voorvoegsel “een verbale lijn in het zand – een scheiding tussen mensen die ergens voor zijn en mensen die ergens tegen zijn” en derhalve “niet bepaald een voorbeeld van positief taalgebruik”.
Wat is pro-life?
Er is nog een ander wezenlijk probleem met de vooringenomen opstelling van de heer Gelauff. Het lijkt erop dat hij zich onvoldoende verdiepte in de veelkleurigheid van de pro-lifebeweging. Williams hint in zijn boek naar het feit dat de beweging zich, al vanaf het prille begin, niet uitsluitend bezighoudt met abortus. Inmiddels is abortus wel de meest voornamelijke focus, maar er zijn pro-lifeorganisaties die zich voor een groot deel richten op thema’s als euthanasie, Natuurlijke Familieplanning (NFP) of kiembaanmodificatie. Het zou toch vreemd zijn om naar zulke organisaties te refereren als ‘anti-abortus’? Ook Schreeuw om Leven heeft zich vaak opgeworpen als een stem in zowel het debat rond euthanasie als familieplanning en is derhalve niet te vangen met Gelauffs voorkeursterm.
Hierom kan ik zijn mening in het Reformatorisch Dagblad neutraal noch weloverwogen noemen. Vorig jaar ontmoette ik de, overigens vriendelijke, hoofdredacteur kort tijdens een hoorzitting bij de Raad voor de Journalistiek. We troffen elkaar vanwege de klacht die ik namens Schreeuw om Leven had een klacht ingediend. Dat ging over een educatief ogende NOS-reportage over het abortusdebat, met daarin verkeerde medische informatie en negatieve associaties met onze stichting die niet kloppen.
De reportage was om meerdere redenen niet neutraal maar werd toch gepubliceerd op de website van SchoolTV. De Raad zag helaas niets in onze zorgvuldig geformuleerde punten. Maar, gelet op abortus-items van de NOS nadien, valt niet uit te sluiten dat Schreeuw om Leven zich ooit toch weer tot de Raad wendt.




