NPO komt wederom met falende opzet van de Nieuwe Maan
Publieke omroepen houden Islamdebat al jaren stationair

Vorige week had tv-programma De Nieuwe Maan drie orthodoxe moslims te gast. Het ging met name over salafisme en meisjesbesnijdenis. Vooral na afloop kon je aan de reacties goed zien hoe verdeeld moslims over deze onderwerpen zijn. Met name de stellige overtuiging dat vrouwenbesnijdenis niets met de islam te maken heeft, leeft sterk onder veel moslims. Het is opmerkelijk dat deze interesse - in wat wel of niet bij de échte islam hoort - de NPO niet aanzet tot een benadering waarin meer theologie wordt gebruikt. Helaas werd dat belangrijke aspect, zoals altijd, bewust vermeden aan tafel bij de Nieuwe Maan. Maar daar heeft men redenen voor.
Wat Nazmiye Oral betreft kunnen we een dialoog over het ‘waarom’ achter een geloof voorlopig op onze buik schrijven. Na afloop van het gesprek stelde zij namelijk vast dat iedere discussie zinloos is zodra iemand zegt: 'Ik geloof.' Dat is precies het cultuurrelativisme dat het islamdebat al 20 jaar op dezelfde plek houdt. Dat eeuwige gedoe over hoe grijs alles is en dat zwart en wit niet bestaan: het maakt alles abstract. Kunstzinnige mensen vinden dat heerlijk. Maar de serieuze volgeling van een religie kan daar weinig mee.
Deze impasse kan ervoor zorgen dat je als seculier weet dat je iets moet bestrijden, terwijl zelfopgelegde normen en waarden dat niet toestaan. Dat werd op pijnlijke wijze zichtbaar in het paradoxale betoog van Oral. De vaste grond, die ze naar eigen zeggen maar niet onder haar voeten krijgt, deed haar vluchten naar haar veilige plek: de kunst. Ze citeerde een gedicht van Rumi waar niemand, na zo’n inhoudelijk onderwerp, ook maar iets aan heeft. Een concrete respons zou meer betekenis hebben. In plaats daarvan kon ze slechts toegeven dat ze met pijn in het hart moet toestaan hoe orthodoxe moslims op televisie meisjesbesnijdenis aanbevelen. Of iets in die trant, want zodra iemand een gedicht begint te citeren, wordt iedere discussie zinloos.
Een slot op het debat
Het kwartje wil niet vallen bij de NPO. Steeds lijven ze ex-moslims in die moedig en journalistiek kundig zijn, maar vrijwel niets weten van de geschreven islam. Wordt het niet tijd voor een échte nieuwe insteek? Niet slechts de naam en de gezichten veranderen, maar daadwerkelijk een ander soort tegengeluid neerzetten. Geef bijvoorbeeld ruimte aan ex-moslims die de theologische discussie wél aandurven.
Daar was veel gebrek aan tijdens het debat aan tafel. Fidan Ekiz liet niet blijken enig zicht te hebben op het brein van een orthodoxe moslim. Hoe wil je dan in gesprek met mannen die dagelijks met theologie bezig zijn? Hun waarheid ligt verborgen in de boeken die Ekiz lijkt te vermijden als de pest. Dan win je het niet met grijze kreten als: 'Ja, dat vind jij!' Was dat nog niet duidelijk in de tijd van ‘De Halve Maan’, toen Aad van den Heuvel en Naeda Aurangzeb tegen dezelfde problemen aanliepen?
Definities eisen
Op het moment dat Nourdin Wildeman zegt dat hij 'natuurlijk tegen het doden van onschuldige mensen' is, wil ik Ekiz horen vragen of geëxecuteerde ex-moslims in Saudi-Arabië volgens hem ook onschuldig zijn. Als hij dan zegt zich niet te bemoeien met wetten in een ver land, kan ze doorvragen of dit betekent dat hij ze schuldig vindt, maar dat zijn reactie wordt bepaald door het land waarin hij toevallig woont. Zo kom je langzaam tot de kern van wat iemand gelooft.
Het martelaarsprivilege
Wanneer Abdelhamid Bouzzit aan tafel vertelt dat Europese terroristen vaak jongens zijn die, kort voor hun aanslag, alles deden wat Allah verbiedt, zou het fijn zijn om een journalist te hebben die hierop kan reageren. Dat kan alleen met kennis van de islam, aangezien er wordt geclaimd dat zo’n ruig leven onmogelijk dat van een orthodoxe moslim kan zijn.
Een geïnformeerde journalist kan hem confronteren met het feit dat de islam martelaars een directe gang naar het Paradijs belooft. Dit in tegenstelling tot “gewone moslims” die in het islamitische hiernamaals eerst over de Siraatbrug moeten lopen (een soort islamitische variant van het vagevuur) om daar te worden gestraft voor hun zonden, alvorens ze het Paradijs mogen betreden.
Wie is dan bij uitstek ontvankelijk voor rekrutering door een islamitische terreurgroep? De "gewone moslim", die zijn goede en slechte daden in balans heeft of de criminele, zuipende moslim die wel gelooft maar tot voor kort zondig leefde? Die laatste kan zich, al dan niet gestuurd door een ronselaar of radicale vriend, gemakkelijk indenken dat de inhaalslag van zijn goede daden lastig wordt. Ook omdat niemand weet of je morgen nog leeft.
Dat de islam leert hoe je deze straf in één klap laat verdwijnen, door het pad van het martelaarschap te kiezen, is een theologisch feit. Een orthodoxe moslim kan zich daar nooit uitpraten. Maar dan moet je hem er wel mee confronteren. Nu komt de heer Bouzzit weg met een verklaring voor terreurdaden die hij kundig buiten de islam mag plaatsen.
Vrouwenbesnijdenis
Het was een verademing om te zien dat Umair Bantvawala eerlijk uitkwam voor het feit dat meisjesbesnijdenis gewoon bij de islam hoort. Want, Nazmiye, de islam wordt niet ingevuld door 1,7 miljard meningen. Het gaat om de schrift en de veertien eeuwen durende lijn van theologen die binnen de vier wetscholen opereerden.
Om recht te doen aan de mening van Bantvawala moet gezegd worden dat hij positief staat tegenover de lichtste vorm van vrouwenbesnijdenis, waarbij er niets van de clitoris zelf wordt weggehaald maar wel een klein stukje ‘hangende voorhuid’ dient te verdwijnen. Ook dit vloog te ver over het hoofd van de presentatie om de kijker een stukje wijzer te maken. Deze nuance verandert wellicht niemands weerzin tegen meisjesbesnijdenis, maar die kennis is nodig om het debat zuiver te houden. Anders blijven we orthodoxe moslims wegzetten als een karikatuur van hun ware zelf. Helaas zien we op dit moment dat veel media onzuiver kijken naar zijn betoog, hetgeen te betreuren valt.
Bantvawallas verdediging van de lessen in de As-Soena moskee in Den Haag smeekte om een theologische respons. Het ontbrak wederom. Ekiz vond dat het doceren van Shariabepalingen gelijkstaat aan oproepen tot de uitvoering ervan. Dit was voor Bantvawala zo makkelijk te weerleggen dat het pijn aan de ogen deed. Hij was resoluut: je mag Nederlanders informeren over wetten die in andere landen gelden, of dit nu de Chinese wet is of de Sharia.
Met basale islamkennis had Ekiz – of een geïnformeerde gast aan tafel – hem hier klem kunnen zetten door te wijzen op het defect in zijn analogie: de Chinese wet geldt in China, maar sommige Sharia wetten gelden voor alle moslims, waar dan ook ter wereld. Als premier Rutte morgen een verbod instelt op bidden en vasten, kun je ervan uitgaan dat moslims gewoon doorgaan met het uitvoeren van deze Shariabepalingen. Zo moeten we ook kijken naar meisjesbesnijdenis, aangezien dit gaat over de plichten en deugden van het individuele moslimleven.
Een voorbeeld. Het gaat niet om het verkoopverbod op alcohol in een shariastaat, maar over het verbod voor iedere moslim om alcohol te nuttigen. Meisjesbesnijdenis wordt, Sharia-technisch, gezien als onderdeel van de fitrah, oftewel de persoonlijke verzorging van iedere islamiet. En als je toevallig de Soennitische Shafi’i wetschool aanhangt (zoals dit voor de meeste Indonesische moslims geldt) heb je zelfs te maken met een verplichting voor het uitvoeren van vrouwenbesnijdenis, daar waar de drie andere mainstream wetscholen (Maliki, Hanafi, Hanbali) over het algemeen oordelen dat meisjesbesnijdenis een aanbevolen handeling betreft.
Inhoudelijk debat
Bij de NPO moeten ze toch weten dat je met bovenstaande argumenten een totaal ander gesprek hebt? Natuurlijk, er ligt dan gevaar op de loer. De kijker kan zomaar gaan denken dat zo’n “radicaal” gelijk heeft, omdat meisjesbesnijdenis inderdaad al dertien of veertien eeuwen voorkomt in de jurisprudentie van de mainstream islam. Maar feiten zijn feiten en angstige omzwervingen belemmeren hoe dan ook de vooruitgang van het debat.
Ooit zal het inhoudelijk debat vast wel gevoerd worden. Het is alleen de vraag wanneer de NPO de handrem van het islamdebat haalt of (liever nog) uit de weg stapt om het aan anderen over te laten. Ik denk dat we dan in vijf maanden kunnen bereiken wat de publieke omroep in 20 jaar nog niet lukte. Houden we nog geld over ook.




